Controlelijst voor het oplossen van faxproblemen
●
Er zijn diverse oplossingen mogelijk. Probeer na elke aanbevolen oplossing opnieuw te faxen om
te controleren of het probleem is opgelost.
●
Voor de beste resultaten tijdens het oplossen van faxproblemen, controleert u of de lijn van het
apparaat rechtstreeks op de telefoonaansluiting aan de muur is aangesloten. Koppel alle andere
apparaten die op het apparaat zijn aangesloten los.
1.
Controleer of het telefoonsnoer op de juiste aansluiting aan de achterkant van het apparaat is
aangesloten.
2.
Controleer de telefoonlijn door de faxtest uit te voeren:
a. Raak de knop Instellingen op het beginscherm van het bedieningspaneel van het
apparaat aan en kies het menu
Service
.
b. Selecteer het menu
Faxservice
.
c.
Selecteer de optie
Faxtest uitvoeren
. Het faxtestrapport wordt afgedrukt.
Het rapport bevat de volgende mogelijke resultaten:
●
Gelukt: Het rapport bevat alle huidige faxinstellingen.
●
Mislukt: Het rapport geeft de aard van de fout aan en bevat suggesties voor het
oplossen van de kwestie.
NLWW
Faxproblemen oplossen
207
3.
Controleer of de firmware van het apparaat up-to-date is:
a. Druk een configuratiepagina af vanuit het menu
Rapporten
op het bedieningspaneel om de
huidige firmwaredatumcode te verkrijgen.
b. Ga naar
www.hp.com
.
1.
Klik op de koppeling Ondersteuning en drivers.
2.
Klik op de koppeling Software en drivers downloaden (ook voor firmware).
3.
Voer in het veld Voor product het modelnummer van het apparaat in en klik op de
knop Start.
4.
Kies de koppeling die bij het door u gebruikte besturingssysteem hoort.
5.
Ga naar het firmwaregedeelte van de tabel.
◦
Wanneer de versie in de lijst overeenkomt met de configuratiepagina, hebt u de
meest recente versie.
◦
Wanneer de versies verschillen, downloadt u het firmware-upgradebestand en
werkt u de firmware op het apparaat bij door de instructies op het scherm te
volgen.
OPMERKING:
Het apparaat moet zijn aangesloten op een computer met
toegang tot internet om de firmware te kunnen bijwerken.
◦
Verzend de fax opnieuw.
4.
Controleer of de fax is ingesteld tijdens het installeren van de software.
Voer vanuit de HP-programmamap op de computer het programma Fax instellen uit.
5.
Controleer of de telefoonlijn een analoog faxapparaat ondersteunt.
●
Als u gebruikmaakt van ISDN of digitale PBX, dient u contact op te nemen met uw
serviceprovider voor informatie over het configureren van een analoge faxlijn.
●
Als u gebruikmaakt van een VoIP-service, dient u vanaf het bedieningspaneel de instelling
Faxsnelheid
te wijzigen in
Langzaam (V.29)
. Vraag uw serviceprovider of faxen wordt
ondersteund en vraag naar de aanbevolen snelheid van de faxmodem. Bij sommige
bedrijven is een adapter vereist.
●
Als u gebruikmaakt van een DSL-service, dient u te controleren of de telefoonverbinding naar
het apparaat is voorzien van een filter. Neem contact op met de DSL-serviceprovider of schaf
een DSL-filter aan als u er geen hebt. Als er al een DSL-filter is geplaatst, dient u een ander
filter te proberen, want dit filter kan defect zijn.
6.
Als het probleem aanhoudt, raadpleeg dan de hierna volgende gedeelten voor meer
gedetailleerde informatie.
208
Hoofdstuk 9 Problemen oplossen
NLWW